Het Nederlandse onderwijs doet veel om leerlingen, studenten en docenten uit te dagen om zich optimaal te ontwikkelen. Maar de verschillen tussen scholen die het goede voorbeeld geven en de instellingen die achterblijven zijn te groot. Daarom blijft verbetering nodig en moeten achterblijvers leren van de kopgroep. Dat zeggen minister Bussemaker (OCW) en staatssecretaris Dekker (OCW) naar aanleiding van het Onderwijsverslag 2013-2014 (de Staat van het Onderwijs) dat op 15 april werd aangeboden door de Inspectie van het Onderwijs.
Het aantal zwakke en zeer zwakke scholen is sterk afgenomen en in het MBO hebben twee keer zoveel instellingen en opleidingen vastgelegd hoe ze de kwaliteit willen verbeteren. Het zijn voorbeelden van mooie resultaten, vinden de bewindspersonen. Minister Bussemaker complimenteert de leraren en schoolleiders met deze prestatie. “Dankzij hen hebben tal van leerlingen nu beter onderwijs dan voorheen. Want het zijn de leraren en schoolleiders die het verschil maken.”
Staatssecretaris Dekker: “Als ik op scholen kom waar leraren steeds op zoek zijn naar verdere verbeteringen, waar continu samen wordt gewerkt aan eigentijds en uitdagend onderwijs, dan proef ik letterlijk het plezier en enthousiasme onder leraren en leerlingen. In een lerende organisatie leren kinderen uiteindelijk het meest. Dat bevestigt ook dit Onderwijsverslag.”
Toch is er ook een groep die onvoldoende gemotiveerd is om het onderwijs te verbeteren. Volgens de bewindspersonen moeten deze scholen leren van de goede voorbeelden, omdat elke scholier of student recht heeft op het best mogelijke onderwijs.
Bron: www.rijksoverheid.nl