Watervisie Congres 2016 – De bedenker van de term Cradle to cradle Michael Braungart vatte de opdracht voor de Nederlandse industriewaterbranche goed samen: ‘We moeten producten niet minder slecht maken voor het milieu, maar een positieve bijdrage laten leveren.’ De Nederlandse industrie neemt de opdracht serieus en sluit steeds vaker de cirkel.
De mondiale situatie in 2030 die Henk Pool op het Watervisie Congres schetste was misschien nog wel het meest confronterend. Momenteel staat de teller op ruim zeven miljard, maar over veertien jaar is de wereldbevolking gegroeid naar zo’n 8,3 miljard personen. Tegelijkertijd neemt de welvaart in veel voormalige ontwikkelingslanden gestaag toe waardoor er tegen die tijd 45 procent meer energie en ook nog eens vijftig procent meer voedsel nodig is dan we momenteel verbruiken. Om dat voedsel te verbouwen en de dorst te lessen zullen we dertig procent meer zoet en schoon water nodig hebben. De directeur R&D van Dow Benelux vraagt zich dan ook hardop af welke bedrijven voldoende maatregelen hebben genomen om hun waterverbruik in 2030 zodanig terug te dringen dat er genoeg overblijft voor consumptie. Want dat de industrie concurreert met landbouw en de burger, moge duidelijk zijn. En omdat diezelfde burger de klant is van de industrie, zal deze het watervraagstuk zeer serieus moeten oppakken.
De uitdagingen die gepaard gaan met een groeiende wereldbevolking en dreigende klimaatverandering blijven niet beperkt tot water. Ook andere grondstoffen komen onder druk te staan. Om die uitdaging het hoofd te kunnen bieden bedacht Michael Braungart veertien jaar geleden de term Cradle to cradle. Net als in de biosfeer niets verloren gaat, zo zou ook de kunstmatige habitat die de mens heeft geschapen circulair kunnen omgaan met grondstoffen. Waar de vruchten en bladeren van een boom als voedsel dient voor tal van organismen, zo kunnen in de technosfeer afgedankte gebruiksgoederen als basis dienen voor nieuwe goederen.
Water krijgt in deze filosofie een dubbele rol omdat het niet alleen een schaarse grondstof is, maar ook nog eens drager van energie en tal van grondstoffen. Industriewater heeft daarbij nog eens als voordeel dat het vaak een geconcentreerde stroom bevat van grondstoffen die elders in de keten kunnen worden benut.
In het geval van Dow Benelux is waterbesparing en hergebruik de grootste drijfveer om zijn voetafdruk zodanig te beperken dat de bewoners van Terneuzen ook in 2030 nog voldoende zoetwater kunnen gebruiken. Het chemiebedrijf is al meer dan vijftig jaar gevestigd in een gebied met voornamelijk zout- en brakwater. Voor verwarming en koeling van de chemische processen of bijvoorbeeld voor het kraken van lichte koolwaterstoffen is schoon zoetwater nodig. Opvallend is dat het bedrijf sinds zijn oprichting in de jaren zeventig enorm is gegroeid, terwijl de inname van zoetwater navenant gelijk is gebleven. Dat kan alleen maar door zeer goed over het gebruik van zoetwater na te denken en zoveel mogelijk de eigen keten te sluiten of andere ketens te betrekken bij de watervraag. Het bedrijf gebruikt bijvoorbeeld effluent uit de waterzuivering van Terneuzen als basis voor zijn industriewater. Bovendien wordt dat water ook nog eens twee keer gebruikt op het industrieterrein van Dow. ‘Wij zijn er klaar voor om de uitdagingen voor de toekomst het hoofd te bieden’, zegt Pool. ‘Uiteindelijk moet het mogelijk zijn om de onttrekking van zoetwater zelfs tot nul terug te brengen. Daarvoor is nog wel wat innovatie nodig. Zo zou het helpen als er een efficiënte manier wordt bedacht om brak oppervlaktewater te ontzilten. Ook zouden we de omgeving kunnen gebruiken om op natuurlijke wijze te ontzilten. Als laatste hebben we ook nog wat extra buffercapaciteit nodig om het watersysteem in Zeeland wat robuuster te maken.’
Eenzelfde uitdaging zag IOI Loders Croklaan Wormerveer, dat palmolie raffineert en fractioneert voor de voedings- en genotmiddelenindustrie. Voor die processen is schoon water nodig en tot voor kort gebruikte het bedrijf alleen leidingwater. Process engineer Joost van der Heijden vertelde tijdens het Watervisie Congres 2016 welke maatregelen het bedrijf nam om zijn waterverbruik te temperen en te verduurzamen. ‘De eerste stap, het reduceren van ons gebruik, hebben we al vijf jaar geleden ingezet. Destijds loosden we nog zo’n 25 kuub ongezuiverd water per uur op het riool. We zijn toen een reductieprogramma gestart en spraken daarnaast ook de ambitie uit om het water dat we nog nodig hadden, zo veel mogelijk te recyclen. In eerste instantie resulteerde dit programma al in een reductie van 25 naar 15 kuub per uur. Maar het water bevatte aan het einde van de productieketen nog vetzuren en vetdelen.’
Om het water weer op te werken tot een kwaliteit die beter is dan drinkwater installeerde IOI Loders Croklaan een membraanbioreactor gevolgd door ultrafiltratie en reverse osmose. Daardoor is het mogelijk het afvalwater direct weer in de stoomproductie te gebruiken. Het bedrijf loost nu dagelijks 240 kuub minder water , hoeft daardoor minder lozingsheffing te betalen en ook minder drinkwater in te kopen. Hoewel de operationele kosten wel iets zijn toegenomen, is de investering in minder dan vijf jaar terugverdiend. ‘Duurzame waterproductie levert dus meer op dan alleen waterbesparing’, besluit Van der Heijden zijn betoog.
Water is niet alleen is een waardevolle grondstof, maar in water kunnen ook tal van waardevolle grondstoffen zitten zoals mineralen en organische componenten. De agro- en voedingsmiddelenbedrijven die bij Dutch Biorefinery Cluster (DBC) zijn aangesloten zijn al ver in het valoriseren van hun reststromen. Voorzitter Annita Westendorp liet zien waar voor DBC nog de uitdagingen liggen. ‘Procesoptimalisatie is de beste stap die je kunt nemen, die stap hebben we ook goed onder controle. Hetzelfde geldt voor het optimaliseren van de waterstromen in de eigen keten. Maar waar nog echt grote slagen kunnen worden gemaakt is in de slimme combinaties. De papiersector kan bijvoorbeeld de nutriënten uit de reststromen van de voedingsmiddelensector goed gebruiken om hun afvalwaterverwerking te optimaliseren en biogas te produceren.’
En zo kan DBC nog tal van andere voorbeelden noemen van waterhergebruik of -valorisatie. Zoals FrieslandCampina, dat proceswater opwerkt tot drinkwaterkwaliteit, of de aardappelverwerkende industrie die behandeld effluent gebruikt als proceswater. En weer diezelfde papierindustrie die vezels uit het afvalwater terugwint om die vervolgens weer in het eigen proces of bij collegabedrijven in te zetten.
Ook de samenwerking tussen de industrie en de publiek bestuurde waterschappen levert steeds meer duurzame grondstoffen, biogas en water op. Hetzelfde geldt voor industriële bedrijven onderling. De kunst is volgens DBC om de eigen waterstromen in kaart te brengen en die te matchen aan de stromen van andere bedrijven of overheden. Die kaart staat inmiddels online en Westendorp daagt de industrie uit om die aan te vullen met best practices. ‘Hoewel er nog genoeg beren op de weg zijn die innovatie in de weg staan, zijn er ook veel synergievoordelen te halen’, besluit Westendorp. ‘Proceswatervalorisatie is de grootste valorisatieuitdaging voor de komende tien jaar. Wacht dus niet te lang.’
Het slotwoord op het Watervisie Congres was voor de bedenker van de term Cradle to cradle en Michael Braungart benutte zijn tijd goed om de uitdagingen van de waterwereld te koppelen aan de oplossingen die de natuur aandraagt. Waar de natuur nu vooral lijdt door het oude paradigma van de cradle to grave-technologie om grondstoffen om te vormen tot producten en ze vervolgens af te danken. Een van de gevolgen is een plastic soep die overal in de natuur is terug te vinden. De reactie van de industrie was tot voor kort om de negatieve gevolgen van onze consumptiemaatschappij zoveel mogelijk terug te dringen. Maar volgens Braungart is dat de verkeerde aanpak. ‘Wat we echt nodig hebben is een paradigmaverschuiving waarin we de waarde van producten zodanig verhogen dat we ze niet meer hoeven af te danken. Producten minder slecht maken voor het milieu is nog steeds niet goed voor het milieu. Het is de uitdaging producten te maken die een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij, de economie en het milieu. Daarbij maakt Braungart onderscheid tussen consumptiegoederen en diensten ofwel de biosfeer en de technosfeer. Voor beide kringlopen geldt dat innovatie, kwaliteit en schoonheid leidend moeten zijn. Water past goed in die eerste kringloop en Braungart juicht de inspanningen van de Nederlandse waterwereld om de fosfaatcirkel te sluiten van harte toe.’
Bron: Utilities.nl
Meer informatie over het event Watervisie Congres